programmapunt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pro·gram·ma·punt
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van programma zn en punt zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | programmapunt | programmapunten |
verkleinwoord | programmapuntje | programmapuntjes |
Zelfstandig naamwoord
het programmapunt o
- onderdeel van een serie handelingen
- ▸ Oom Owen viel stil, legde zijn handen in zijn schoot en keek ons vol verwachting aan waardoor het leek alsof hij al zo lang geen bezoek had gehad dat hij helemaal was vergeten wat het volgende programmapunt ook alweer was na het verplichte 1: laat de gasten binnen.[1]
- onderdeel van een partijprogramma
Gangbaarheid
- Het woord programmapunt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)“Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium , ISBN 9789057598500