Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·gram·ma·punt
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord programmapunt programmapunten
verkleinwoord programmapuntje programmapuntjes

Zelfstandig naamwoord

het programmapunto

  1. onderdeel van een serie handelingen
     Oom Owen viel stil, legde zijn handen in zijn schoot en keek ons vol verwachting aan waardoor het leek alsof hij al zo lang geen bezoek had gehad dat hij helemaal was vergeten wat het volgende programmapunt ook alweer was na het verplichte 1: laat de gasten binnen.[1]
  2. onderdeel van een partijprogramma

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500