profiteer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pro·fi·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
profiteren |
profiteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van profiteren
- Ik profiteer.
- gebiedende wijs van profiteren
- Profiteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van profiteren
- Profiteer je?