Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pri·maat·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord primaatschap primaatschappen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

primaatschap

  1. ambt of de functie van primaat, het (pauselijke) oppergezag
  2. het hebben van een recht van eerste keus, een voorrang
Verwante begrippen

Gangbaarheid