Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • prik·kie
enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord prikkie prikkies

Zelfstandig naamwoord

het prikkieo dim. tant.

  1. weinig geld
    • Ik heb dat voor een prikkie gekocht. 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be