Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • prik·ke·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord prikkeling prikkelingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de prikkelingv

  1. een aansporing van mens of dier om iets te gaan doen
  2. iets wat iemand kan waarnemen en waar door iemand actief wordt
    • Ik voelde eerst een onaangename prikkeling op mijn rug. Ik begon te jeuken maar dat hielp niet. Later bleek het gordelroos te zijn. 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]


Verwijzingen