Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pre·sup·po·si·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord presuppositie presupposities
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de presuppositiev

  1. iets dat men vooraf als mogelijk of vaststaand aanneemt, een vooronderstelling
  2. (wiskunde) een aan een propositie verbonden impliciete aanname of een hiermee verband houdend vaststaand objectief feit (axioma)
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid