presenteer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: presenteer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- pre·sen·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
presenteren |
presenteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van presenteren
- Ik presenteer.
- gebiedende wijs van presenteren
- Presenteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van presenteren
- Presenteer je?