preekten af
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: preekten af (hulp, bestand)
Woordafbreking
- preek·ten af
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afpreken |
preekten (...) af
- meervoud verleden tijd van afpreken
- Wij preekten af.
- Jullie preekten af.
- Zij preekten af.
- Wij preekten af.
Gangbaarheid
- Het woord 'preekten af' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.