Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • prak·tijk·sta·ge
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord praktijkstage praktijkstages
verkleinwoord praktijkstagetje praktijkstagetjes

Zelfstandig naamwoord

de praktijkstagev / m

  1. (onderwijs) tijd gedurende welke een leerling of student onder begeleiding in de praktijk werkt als onderdeel van de opleiding

Gangbaarheid

Meer informatie