Nederlands

 
postzegelalbum
Uitspraak
Woordafbreking
  • post·ze·gel·al·bum
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord postzegelalbum postzegelalbums
verkleinwoord postzegelalbumpje postzegelalbumpjes

Zelfstandig naamwoord

het postzegelalbumo [2]

  1. verzamelboek voor postzegels; insteekalbum voor postzegels
     ' 'Ja,' zei oom Dirk, "k had nogal gedacht je postzegelalbum te bekijken, of je opgeschoten was sinds verleden keer.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen