Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • post·weg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord postweg postwegen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de postwegm

  1. grote, veilige weg die oorspronkelijk was aangelegd door de postkoets

Gangbaarheid

73 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen