Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • post·pa·pier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord postpapier
verkleinwoord postpapiertje postpapiertjes

Zelfstandig naamwoord

het postpapiero

  1. papier waarop men brieven schrijft
     Met zijn klein handschrift schreef hij alles wat hij schuldig was op een vel postpapier, telde het op en zag, dat hij een schuld had van zeventienduizend roebel en nog enige honderden, die hij voor het gemak verder maar buiten beschouwing liet.[3]
     Hoewel er grote watervlekken op het schrijven zitten, valt de tekst nog goed te lezen. Ook is het rode logo van de White Star Line duidelijk te herkennen op het postpapier. Holverson spreekt de hoop uit dat het schip op woensdagochtend in New York arriveert, omdat het weer meezit. Ook beschrijft hij het weelderige interieur van het schip en de excellente muziek en voeding aan boord.[4]
Hyponiemen
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen