postiljon
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pos·til·jon
Woordherkomst en -opbouw
- Van het Franse postillon, in de betekenis van ‘postrijder’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1631 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | postiljon | postiljons |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de postiljon m
- (beroep), (transport) koerier die per postkoets de post vervoerde
- ▸ De postiljon had een valies (grote koffer) achter zich op het paard gebonden. De brieven werden in linnen zakjes verpakt en in die leren valies vervoerd.[4]
Synoniemen
Vertalingen
1. koerier die de post vervoerde
Gangbaarheid
- Het woord postiljon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "postiljon" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "postiljon" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ postiljon op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron A.Wuite“Geschiedenis van het brievenvervoer en de Post in Staphorst, deel 1.”
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be