Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • por·ta·ble
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘lichtgewicht schrijfmachine’ voor het eerst aangetroffen in 1934 [1]
  • van het Engels [2]
stellend
onverbogen portable
verbogen
partitief portables

Bijvoeglijk naamwoord

  1. draagbaar

portable [3]

Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord portable portables
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

portable m [4]

  1. draagbare uitvoering van een bepaald voorwerp

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen


Frans

enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  portable     portables          


Woordafbreking
  • por·ta·ble

Zelfstandig naamwoord

portable m

  1. draagbare computer die iets groter en zwaarder is dan een laptop
  2. draagbare telefoon