[1] Een poppenhuis.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pop·pen·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord poppenhuis poppenhuizen
verkleinwoord poppenhuisje poppenhuisjes

Zelfstandig naamwoord

poppenhuis o [1]

  1. (speelgoed) een in het klein uitgevoerde versie van een huis (met of voor poppen)
  2. (bouwkunde) popperig, klein huisje
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen