politoert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- po·li·toert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
politoeren |
politoert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van politoeren
- Jij politoert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van politoeren
- Hij politoert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van politoeren
- Politoert!