politievoorlichter
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- po·li·tie·voor·lich·ter
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van politie zn en voorlichter zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | politievoorlichter | politievoorlichters |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de politievoorlichter m
- (beroep) iemand die de pers te woord staat namens de politie
- ▸ De Amsterdamse politie was voor het eerst sinds de dood van Dr. Nop met een officiële verklaring gekomen. Gedurende een halve minuut was de politievoorlichter in beeld.[1]
- ▸ Henk Krol, hoofdredacteur van de Gaykrant, neemt het lijsttrekkerschap voor Noord-Brabant voor zijn rekening; in Noord-Holland is dat professor Kees de Lange. De partij krijgt steun van onder meer Jaques d'Ancona, oud-politievoorlichter Klaas Wilting en presentator Koos Postema. Ook op de lijst voor de Eerste Kamer staat Michel van Hulten, die in het kabinet-Den Uyl staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat was.[2]
Gangbaarheid
- Het woord politievoorlichter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij , ISBN 9789023479925
- ↑ Weblink bron “50Plus wil in de Eerste Kamer” (10-01-2011), NOS