Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • poept

Werkwoord

vervoeging van
poepen

poept

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van poepen
    • Jij poept. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van poepen
    • Hij poept. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van poepen
    • Poept!