podcasting
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: podcasting (hulp, bestand)
- IPA: / ˈpɔtkɑstɪŋ / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- pod·cas·ting
Woordherkomst en -opbouw
- van Engels podcasting, een samensmelting van iPod en broadcasting
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | podcasting | podcastings |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (internet) regelmatig verzorgde uiteenzettingen of muziekprogramma's die op internet als geluidsbestanden (of videobestanden) aan belangstellenden worden aangeboden
- ▸ De podcastings en streamings van de VRT vallen onder het globale bedrag voor de basis-exploitaties voor zover ze gratis aan het publiek worden geleverd.[1]
- ▸ Een praatje, een plaatje: dat is de vorm van veel radioprogramma’s. Voor de rechten van die muziek wordt betaald. Veel programma’s worden nu ook via internet, als podcast, verspreid. De makers willen extra geld als zo’n podcast, waarin ook muziek voorkomt, via internet wordt gedownload. Een aantal publieke omroepen heeft daarom de podcasting nu beperkt.[2]
- ▸ Wat is het nu precies, podcasting?
„Het zijn bestanden die je kunt downloaden op je computer of je iPod en waar je je op kunt abonneren. Iedereen kan ze maken, professionals en amateurs. De ene keer maak je een filmpje, dan weer een radioachtige uitzending. In feite is een podcast een soort magazine met geluid.[3]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord podcasting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Ingrid Lieten“Antwoord op vraag nr. 18 van 17 november 2009 van Jurgen Verstrepen”, p. 2 op vlaamsparlement.be
- ↑ Weblink bron Mirjam Keunen“Radio-podcasts uit de lucht gehaald” (18 september 2007) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Janna Laeven“Bij toeval eigen baas” (8 november 2006) op nrc.nl
Engels
Werkwoord
podcasting
- onvoltooid deelwoord van podcast
Zelfstandig naamwoord
podcasting
- gerundium van podcast