Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • poc·ket
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘boek in zakuitgave’ voor het eerst aangetroffen in 1959 [1]
  • [1] pseudo-Engels
  • van het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord pocket pockets
verkleinwoord pocketje pocketjes

Zelfstandig naamwoord

de pocketm

  1. boekje op zakformaat
  2. zak
Spreekwoorden
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
pocket pockets

Zelfstandig naamwoord

pocket

  1. zak (v. kleding), broekzak
Hyponiemen