• IPA: /pɔʃloʊ̯ː/
  • po·šlou

pošlou

  1. accusatief vrouwelijk enkelvoud van pošlý
  2. instrumentalis vrouwelijk enkelvoud van pošlý

pošlou

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het perfectieve werkwoord pošlat