poëtaster
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- po·e·tas·ter
Woordherkomst en -opbouw
- van middeleeuws Latijn poetaster, dat is afgeleid van poeta "dichter" met het achtervoegsel -aster [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | poëtaster | poëtasters |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de poëtaster m
- (letterkunde) (pejoratief) slechte dichter
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord poëtaster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "poëtaster" herkend door:
15 % | van de Nederlanders; |
21 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ poëtaster op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be