Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plun·dert

Werkwoord

vervoeging van
plunderen

plundert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plunderen
    • Jij plundert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plunderen
    • Hij plundert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van plunderen
    • Plundert!