Nederlands

 
1. Een plooiwesp met smal opgevouwen vleugels.
Uitspraak
Woordafbreking
  • plooi·wesp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord plooiwesp plooiwespen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de plooiwespv / m

  1. (vliesvleugeligen) benaming voor kleine gevleugelde dieren uit de familie Vespidae  , waarvan veel soorten in kolonies leven en pijnlijk kunnen steken
      Wel eens gehoord van: waterjuffers, kakkerlakken, molkrekel, groene sabelsprinkhaan, vliegende herten en boktorren? Allemaal insekten die in Nederland voorkomen. We hebben het dan nog niet eens gehad over de snuitkever, plooiwesp, schaamluis en de blauwe vleesvlieg.[1]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Beestjes op het laken in: Nieuwsblad van het Noorden  , jrg. 97 nr. 213 (8 september 1984), Nieuwenhuis, Groningen, p. 37 kol. 4