Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plof·fen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ploffen
plofte
geploft
zwak -t volledig

Werkwoord

ploffen

  1. een geluid voortbrengen van een zachte explosie
    • Ploffend en knallend reed de antieke auto door de straat. 
  2. ergatief snel en hoorbaar uit elkaar springen of doorbranden
    • Mijn voeding is, denk ik, geploft, want er kwam wat rook uit. 
  3. ergatief een geluid voortbrengend van zich ergens in laten vallen
    • Moe was ze in haar luie stoel geploft en had haar benen op het bankje gelegd. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Verwijzingen

Zelfstandig naamwoord

de ploffenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord plof

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be