plastiek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- plas·tiek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plastiek | plastieken |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de plastiek v
- (kunst) boetseerkunst, beeldhouwkunst
- (kunst) licht- en schaduwwerking in de schilderkunst
- (kunst) voorwerp van plastische kunst
- (medisch) aangebrachte verandering in de vorm van een lichaamsdeel zoals door plastische chirurgie
plastiek o
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
plastieken |
plastiek
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plastieken
- Ik plastiek.
- gebiedende wijs van plastieken
- Plastiek!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plastieken
- Plastiek je?
Gangbaarheid
- Het woord plastiek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plastiek" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[6] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ plastiek op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "plastiek" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “De etymologie van plastic”
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be