plaque
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pla·que
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘plaatvormige decoratie’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plaque | plaques |
verkleinwoord | plaqueje | plaquejes |
Zelfstandig naamwoord
- (medisch) aanslag op tanden en kiezen die aanleiding kan geven tot het ontstaan van cariës
- (medisch) een vaatvernauwing bij vaatziekten
- (medisch) verandering in de hersenen die verantwoordelijk zou kunnen zijn voor het ontstaan van dementie
- (een op de borst gedragen) ruitvormige onderscheiding
- een plaat voor wandversiering, vaak met een boodschap ter herinnering aan een gebeurtenis
Hyponiemen
- [1] tandplaque
Gangbaarheid
- Het woord plaque staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plaque" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "plaque" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ plaque op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Frans
Uitspraak
Zelfstandig naamwoord
plaque v
- (spreektaal) bedrag van 10.000 euro [1]