plagiator
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pla·gi·a·tor
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van plagiëren met het achtervoegsel -ator [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plagiator | plagiators plagiatoren |
verkleinwoord | plagiatortje | plagiatortjes |
Zelfstandig naamwoord
de plagiator m
- iemand die plagiaat pleegt
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord plagiator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plagiator" herkend door:
71 % | van de Nederlanders; |
71 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ plagiator op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be