plafonneren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: plafonneren (hulp, bestand)
Woordafbreking
- pla·fon·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
plafonneren |
plafonneerde |
geplafonneerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
plafonneren [1]
- overgankelijk van een plafond voorzien
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord plafonneren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plafonneren" herkend door:
56 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be