Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pin·da·net·je
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord pindanetje pindanetjes

Zelfstandig naamwoord

het pindanetjeo dim. tant.

  1. een netje gevuld met aardnoten bedoeld voor de vogels
    • De mezen bungelden behendig aan het pindanetje. 

Gangbaarheid

Meer informatie