Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pik·ton
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pikton piktonnen
verkleinwoord piktonnetje piktonnetjes

Zelfstandig naamwoord

de piktonv / m

  1. ton waarin men pek bewaart
  2. ton gevuld met brandbaar materiaal die men aansteekt om licht te geven bij nachtelijke feesten
Synoniemen

Gangbaarheid

16 % van de Nederlanders;
18 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen