Nederlands

 
pikslee
Uitspraak
Woordafbreking
  • pik·slee
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pikslee piksleeën
verkleinwoord piksleetje piksleetjes

Zelfstandig naamwoord

de piksleem

  1. een slee voor op het ijs die de sleeër met stokken moet voortbewegen
Synoniemen

Gangbaarheid

38 % van de Nederlanders;
29 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be