pijpenbakker
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: pijpenbakker (hulp, bestand)
- IPA: / ˈpɛɪpə(n)ˌbɑkər / (5 lettergrepen)
Woordafbreking
- pij·pen·bak·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pijpenbakker | pijpenbakkers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de pijpenbakker m
- (beroep) (historisch) iemand die rookgerei uit aardewerk maakt
- ▸ Het onderzoek spitste zich toe op de Molenstraat, waar onder meer de oven van een pijpenbakker werd aangetroffen.[2]
Gangbaarheid
- Het woord pijpenbakker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Stadsvondsten in: Algemeen Dagblad , jrg. 47 nr. 32 (5 juni 1992), Stichting Algemeen Dagblad, Rotterdam, p. 25 kol. 8