piaster
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pi·as·ter
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Italiaans[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | piaster | piasters |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de piaster m
- munt (in diverse landen)
- geld in het algemeen
Gangbaarheid
- Het woord piaster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "piaster" herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be