Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pest·slacht·of·fer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pestslachtoffer pestslachtoffers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het pestslachtoffero

  1. (medisch) iemand die de ziekte de pest heeft opgelopen
    • Het pestslachtoffer werd in quarantaine verzorgd. 
  2. slachtoffer van pesten (ww)

Gangbaarheid