periodetijd
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: periodetijd (hulp, bestand)
- IPA : /pɪri'odɘ/
Woordafbreking
- pe·ri·o·de·tijd
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van periode en tijd
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | periodetijd | periodetijden |
verkleinwoord | periodetijdje | periodetijdjes |
Zelfstandig naamwoord
de periodetijd v
- (natuurkunde), (elektronica) de lengte van een periode uitgedrukt in een tijdseenheid
- Een wisselstroom met een frequentie (symbool: f) van 50Hz heeft een periodetijd (symbool: T) van 0,02s.
Synoniemen
Antoniemen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'periodetijd' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.