Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pein·zend

Werkwoord

vervoeging van: peinzen
verbogen vorm: peinzende

peinzend

  1. onvoltooid deelwoord van peinzen


stellend vergrotend overtreffend
onverbogen peinzend peinzender peinzendst
verbogen peinzende peinzendere peinzendste
partitief peinzends peinzenders -

Bijvoeglijk naamwoord

peinzend [1]

  1. diep en serieus nadenkend
    • Tegenover de bar, op een belicht schilderij aan de muur, de meewarig peinzende blik van haar vader; Harm oet Riessen. De komiek heeft met de plaatselijke revue grote triomfen gevierd in het Parkgebouw. "De mensen vinden dat hij hier moet hangen." Harms dochter is het daar mee eens. [2] 
    • Peinzende kinderhoofden sierden gisteren wijkgebouw De Brake tijdens de schoolschaakkampioenschappen van de gemeente Hellendoorn. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen