Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pe·del
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘die academische plechtigheden regelt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1592 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord pedel pedels
pedellen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de pedelm

  1. (beroep) bode van een universiteit met een vooral ceremoniële functie
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

57 % van de Nederlanders;
38 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen