pedaleerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: pedaleerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- pe·da·leer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
pedaleren |
pedaleerde
- enkelvoud verleden tijd van pedaleren
- Ik pedaleerde.
- Jij pedaleerde.
- Hij, zij, het pedaleerde.
- Ik pedaleerde.