Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pas·teu·ri·seert

Werkwoord

vervoeging van
pasteuriseren

pasteuriseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pasteuriseren
    • Jij pasteuriseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pasteuriseren
    • Hij pasteuriseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van pasteuriseren
    • Pasteuriseert!