Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pas·teu·ri·seer·den

Werkwoord

vervoeging van
pasteuriseren

pasteuriseerden

  1. meervoud verleden tijd van pasteuriseren
    • Wij pasteuriseerden. 
    • Jullie pasteuriseerden. 
    • Zij pasteuriseerden.