Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pas·teu·ri·seer

Werkwoord

vervoeging van
pasteuriseren

pasteuriseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pasteuriseren
    • Ik pasteuriseer. 
  2. gebiedende wijs van pasteuriseren
    • Pasteuriseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pasteuriseren
    • Pasteuriseer je?