pasteuriseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pas·teu·ri·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
pasteuriseren |
pasteuriseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pasteuriseren
- Ik pasteuriseer.
- gebiedende wijs van pasteuriseren
- Pasteuriseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pasteuriseren
- Pasteuriseer je?