Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pas·seer·strook
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord passeerstrook passeerstroken
verkleinwoord passeerstrookje passeerstrookjes

Zelfstandig naamwoord

de passeerstrookv / m

  1. (verkeer) een plaatselijke wegverbreding waar het snellere verkeer langzaam verkeer (zoals een tractor) kan inhalen

Meer informatie