partnerpas
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: partnerpas (hulp, bestand)
Woordafbreking
- part·ner·pas
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van partner en pas
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | partnerpas | partnerpassen |
| verkleinwoord | partnerpasje | partnerpasjes |
Zelfstandig naamwoord
de partnerpas m
- een lidmaatschapspas voor de partner van iemand die al lid is.
- Een partnerpas is meestal goedkoper dan een afzonderlijk lidmaatschap
Gangbaarheid
- Het woord 'partnerpas' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.