Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • par·tij·keu·ze
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord partijkeuze partijkeuzes
partijkeuzen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de partijkeuzev / m

  1. het kiezen voor een van de verschillende strijdende partijen
    • Voor de niet christelijke arbeider was vroeger de partijkeuze bij de verkiezingen duidelijk. 
    • Een christelijke arbeider had altijd een moeilijke partijkeuze, of voor de christelijke partij of voor de arbeiderspartij te kiezen. 

Gangbaarheid