Parkiettulp

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • par·kiet·tulp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord parkiettulp parkiettulpen
verkleinwoord parkiettulpje parkiettulpjes

Zelfstandig naamwoord

de parkiettulpv / m

  1. (plantkunde) een tulpenras met kleurige strepen, vaak door besmetting met een plantenvirus
    • Je parkiettulpen staan er er mooi bij dit jaar. 

Gangbaarheid