Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·lurk
enkelvoud meervoud
naamwoord palurk palurken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de palurkm

  1. (scheldwoord) grok, onbehouwen persoon
    • Wat een palurk is dat, zeg! 

Gangbaarheid

6 % van de Nederlanders;
8 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be