Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pakt beet
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
beetpakken

pakt (…) beet

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beetpakken
    • Jij pakt beet. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beetpakken
    • Hij pakt beet. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beetpakken
    • Pakt beet! 

Gangbaarheid