paaspauze
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- paas·pau·ze
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | paaspauze | paaspauzes |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- een pauze van iets tijdens de periode rond de paastijd
Gangbaarheid
- Het woord 'paaspauze' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.