paasfeest
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- paas·feest
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van paas en feest [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | paasfeest | paasfeesten |
verkleinwoord | paasfeestje | paasfeestjes |
Zelfstandig naamwoord
het paasfeest o
- (religie) (Jiddisch-Hebreeuws) jaarlijkse viering van Pesach[2]
- (religie) (christelijke) jaarlijkse viering van Pasen, de opstanding van Jezus Christus uit de dood
- lentefeest
Verwante begrippen
- [2] paasbiecht, paasdienst
- [3] paashaas, paasei
Gangbaarheid
- Het woord paasfeest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "paasfeest" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be